7.1 Algemene uitkering
Wat hebben we bereikt
Gemeenten krijgen geld van de Rijksoverheid uit het gemeentefonds. Hiermee betalen zij een deel van hun uitgaven. Gemeenten bepalen zelf waar ze dit geld aan besteden. Hoeveel geld gemeenten uit het gemeentefonds krijgen, hangt af van hun kenmerken en belastingcapaciteit. De belastingcapaciteit geeft aan hoeveel belasting een gemeente jaarlijks kan innen. De Rijksoverheid kijkt bij de verdeling van het gemeentefonds onder meer naar: het aantal inwoners, het aantal jongeren, het aantal uitkeringsgerechtigden, de oppervlakte van de gemeente en de grootte van de watergebieden. Deze kenmerken heten maatstaven. Er zijn meer dan 60 maatstaven. Elke maatstaf heeft een bedrag voor elke 'eenheid’. De gemeente krijgt dus geld voor iedere inwoner, iedere jongere, enzovoorts.
In 2024 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een meicirculaire, een septembercirculaire en een decembercirculaire gepubliceerd. Met deze circulaires kan de bijdrage aan gemeenten worden aangepast. Hiervan is de raad via raadsinformatiememo's op de hoogte gebracht.
In het voorjaar van 2024 is besloten over te gaan tot het schrappen van de oploop van de opschalingskorting in combinatie met het vervroegd invoeren van de nieuwe financieringssystematiek in 2024. Dit houdt in dat de koppeling van het accres aan de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp) per 2024 vervroegd is ingevoerd.
Bij de Miljoenennota 2025 zijn de ramingen 2025 en verder voor het volume accres aangepast op basis van de macro-economische verkenning (MEV) van het CPB. Afgelopen zomer heeft het CBS een revisie van het bbp gepubliceerd. Doordat het volume accres wordt gebaseerd op t-9 t/m t-2 had ook de bbp-index voor de periode 2015 tot en met 2023 aangepast moeten worden. Het volledig doorvoeren van de CBS-revisie leidt tot een hogere bbp-index voor 2025-2029 dan in de Miljoenennota geraamd.